Interactie kan door het sturen van e-mail naar: jolmerwinkel@gmail.com of mij te gaan volgen op Twitter of vrienden te worden op Facebook.

woensdag 29 juni 2011

Toekomstdromen...

Onlangs ging de telefoon. Of ik interesse heb in het schrijven van columns? Dit voor een krant die wordt uitgeven door een bedrijf waarvan hij mede-eigenaar is.

Zijn stem klonk direct weer erg vertrouwd. Het is intussen alweer meer dan tien jaar geleden dat onze wegen in verschillende richtingen gingen.

We waren collega operators. We zorgden ervoor dat een gigantische hoeveelheid slachtafval en kadavers weer in de diervoederketen terecht kwam. Ik heb hem leren kennen ergens in de tweede helft van de jaren '80. Ik was iets eerder dan Henk werkzaam in de recycling van eiwitten van dierlijke oorsprong.

Na het behalen van het eindexamen van de MAS was ik min of meer toevallig als vakantiewerker in deze business gerold. Het zou tijdelijk zijn had ik mij voorgenomen. Ik had duidelijk andere plannen voor de toekomst. Nog niet geheel vastomlijnd, maar dode koeien, varkens en kippen, daar zou het echt niet bij blijven...

Henk had gevaren. Als matroos op een tankschip had hij vele stromen op- en afwaarts in Europa bevaren. Maar het lang van huis zijn leek hem geen goede optie voor de langere termijn. Hij zocht ander werk en we werden collega's. Hij kon altijd geanimeerd vertellen over de dingen die hij had meegemaakt. Verhalen over mensen die hij in zijn leven had ontmoet. Hij grossierde veelvuldig in smeuïge anekdotes.

In drieploegendienst hebben we vele jaren (samen) gewerkt. Vaak hielpen we elkaar zodat er aangename tijd ontstond voor sociale interactie. We spraken moeiteloos over een wel zeer gevarieerd aantal zaken. We konden het gewoonweg goed met elkaar vinden ondanks verschillen qua achtergrond en opvattingen.

We hadden zo ook onze dromen voor de toekomst. Henk zou het liefst iets voor zichzelf gaan doen. Het vrije ondernemerschap lonkte. Buiten het operatorschap hield hij zich al met diverse zaken bezig. Met nog iets van watervrees werd de grote sprong in het diepe alsnog uitgesteld. Het bleef voorlopig bij pootje baaien.

In mijn omgeving was ik één van de eersten die zich met internet bezighield. Al gauw was ik bedreven in webdesign. Ook met programmeren van software hield ik me bezig. Tevens zette ik toen als schrijver mijn eerste schreden. Van diverse kanten klonken er aanmoedigingen maar ik durfde niet een aanloop te nemen en mij over de rand te begeven.

In 2001 ging ik verhuizen naar een andere regio. Hoewel ik de 'dode materie' nu pas zou loslaten ging ik wel als operator elders verder. In de tussenliggende tijd heeft mijn oud-collega de sprong gewaagd. Hij is nu ondernemer met enkele mensen in loondienst. Een heuse kleine zelfstandige met alles er op en er aan. Ik ben nadien nog wel een paar keer van werkkring veranderd, maar ben nog steeds werkzaam als operator.

En nu kruisen onze wegen zich wellicht weer. Henk nu in de hoedanigheid van uitgever en ik als hobbyschrijver. Zijn droom is intussen verwezenlijkt en die van mij staat hierdoor misschien iets in de steigers. Ik sta op de rand en tuur over het water. Ik beroer met mijn grote teen het oppervlak maar daar blijft het voorlopig bij. Of ik ooit de grote sprong zal gaan wagen?

(Hangt misschien wel mede af van Henk of hij een beetje scheutig zal zijn met de primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden. Een tweede huis ergens op het Franse platteland lijkt me ook wel wat!)

Zo zijn wij beiden intussen in verschillende fases van onze dromen aanbeland. En daar ligt nu die vraag van hem of ik zou willen schrijven voor het blad waaraan hij verbonden is? Voordat ik 'ja' zeg nog maar eens goed gaan nadenken waar mijn eerste column überhaupt over zou moeten gaan. Misschien wel over toekomstdromen...

maandag 27 juni 2011

Aan Tafel Bij De Familie Jans

"Dat doe je toch niet!" hadden de kinderen in koor geroepen. Het hing al een poosje in de lucht. De opties waren gering en tegen beter weten in hadden ze gehoopt dat er iets anders uit de hoge hoed zou komen.

Maar pa had toch besloten het te doen. Ze hoefden in ieder geval niet te verhuizen had hij nog geopperd. Maar indruk had deze opmerking geenzins gemaakt. Pa had zich nog verder verdedigd. Maar geen van zijn goed onderbouwde argumenten sneden hout in hun beleving.

Ze zaten aan tafel toen pa met de mededeling kwam dat hij voor twee jaar trainerschap bij SC Heerenveen had getekend. Moeder had lasagna klaargemaakt. Altijd ging de ovenschaal tot op de bodem leeg. De jongste schraapte doorgaans de laatste restjes behendig weg. Nu bleef de helft onaangeroerd.

De maaltijd was deze keer snel ten einde. Voor de rest van hun leven zullen ze elke keer weer aan dit moment moeten denken als deze Italiaanse pastavariant op tafel zal staan. Zelfs bij het horen van het woord zal de associatie blijven. De smaak zal nooit meer hetzelde zijn. Pa gaat naar Heerenveen.

De dagen daarna waren geen pretje. Gevraagd en ongevraagd kregen ze in hun omgeving te horen hoe er over de overgang van pa werd gedacht. "Je moet tegen je vader zeggen dat...". Het weinig vleiende karakter van de vele 'aanbevelingen' moge duidelijk zijn.

Pa had het bestuur van Heerenveen verteld hoe het nieuws bij hem thuis was ontvangen. "Oh... dat trekt wel bij" was de laconieke reactie. Hij kreeg voor allemaal nog een tas mee met een voetbal-shirt, sjaal, pet en andere hebbedingetjes in het bekende pompeblêd design. Pa heeft het een andere bestemming gegeven. Huize Jans heeft het nooit bereikt... het zou slechts als parels voor de zwijnen dienen.

De stemming aan de etenstafel herstelde zich langzaam. De competitie was intussen begonnen en de verbale strijdbijl werd voorlopig begraven in afwachting van de komende ontwikkelingen. De sfeer tijdens de warme maaltijd werd er niet beter op toen FC Groningen gestaag naar boven kroop en de verrichtingen van Heerenveen erg tegenvielen. De cynische opmerkingen aan tafel waren niet van de lucht.

Ma probeerde meestal, zonder al te veel succes, het te sussen en een draai aan het gespreksonderwerp te geven. Op een keer, toen de familie aan de nasi zat, werd het pa even te veel. Hij griste z'n flesje bier van tafel en stoof weg naar zijn 'werkkamer'. Even later mocht de gehele buurt meegenieten van de keiharde tonen van The Velvet Underground.

Er leek even een wending in huize Jans te komen toen SC Heerenveen thuis de beoogde kampioen FC Twente voetballes gaf. Oussama Assaidi speelde waarschijnlijk DE wedstrijd van zijn carrière. Er gloorde hoop dat het lek boven was en spoedig herstel zou intreden. Maar het bleek slechts een illusie en het bleef kwakkelen met de prestaties van het elftal van pa. Het beoogde Europees voetbal was al gauw uit zicht en er moest nog fiks aangetrokken worden om de nacompetitie te ontlopen.

Vader Ron Jans had het zwaar te verduren tussen het consumeren van menig stukje vlees, aardappel en groente. Zelfs onlangs, de competitie was al afgelopen, ging het weer eens mis aan tafel. Pa had een extra reis naar Heerenveen moeten maken. Het bestuur was bijeen gekomen om het functioneren van hem grondig te analyseren. Het werd spannend maar uiteindelijk kringelde er toch witte rook uit de schoorsteen. De jongens hadden het al uit de media vernomen. Thuis gekomen werd er aan tafel in eerste instantie niets over gezegd.

Pa stond net op het punt z'n balletje gehakt aan te snijden. Toen hoorde hij uit één van de monden van z'n kroost; "Fijn dat je mag blijven bij Heerenveen pa... zo heb je tenminste nog een kans om kampioen te worden". Vader richtte het hoofd op om de bedenker van deze hartverwarmende zin recht in de ogen te kunnen kijken. Na een korte stilte vervolgde deze echter; "...van de nacompetitie!".

Alle frustratie van het afgelopen seizoen kwam toen in één keer naar boven. Met enorme kracht drukte pa zijn mes door de sappige gehaktbal. Het vettige vocht spoot alle kanten op maar leek het meest te worden opgevangen door zijn overhemd en voorhoofd. De kinderen schaterden luid. Zelfs ma, die meestal een neutrale houding aannam, viel deze keer ook ten prooi aan de humoristische aanblik. Ze proestte het uit van het lachen.

Het werd vader nu echt te gortig. Hoewel het helemaal z'n tijd nog niet was werd er spontaan een uitlaatsessie ingelast. De hond werd aan z'n riem mee naar buiten gesleurd. De dreun van de voordeur klonk nog hard na. Naar verluidt heeft pa die dag in een snackbar zijn maagvulling op peil gebracht. De jongens hebben zich over de extra gehaktbal ontfermd.

woensdag 22 juni 2011

De Bakkersventer

Hoewel er tegenwoordig veel dingen per internet kunnen worden geregeld moeten we toch de deur toch uit voor een aanzienlijk aantal zaken en dagelijkse benodigdheden.

Het lijkt tegenwoordig dan ook ondenkbaar maar in mijn jeugd was het een komen en gaan van mensen die met goederen langs de deuren gingen.

De kruidenier bracht de boodschappen bij ons thuis. De slager kwam op woensdagmiddag het vlees brengen. Zo nu en dan stond er een vrachtwagen voor huis die dan aardappelen of kolen (ja zeker, dat heb ik nog meegemaakt) kwam brengen.

Ik zie ook nog het bestelautootje van de stomerij die een pak kwam halen en brengen. De Donald Duck die door de bladenman aan huis afgeleverd werd. De melkboer, de visboer en tijdens de zomer, de ijscoman. Ze kwamen allemaal voorrijden bij ons in de straat. Ook zag je geregeld boeren een kar mest afleveren bij plaatsgenoten met een groentetuin.

Verder had je dan ook nog lieden die zo eens per jaar aan de deur stonden om hun diensten of producten aan te bieden. De scharenslijper, de schoorsteenveger of de man met een koffertje vol met snuisterijen. Kortom het was in die tijd een komen en gaan wat we tegenwoordig zzp'ers zouden noemen.

Voor het brood en aanverwante producten waren wij aangewezen op de logistieke diensten van Adolf Westra. Toen hij in 1917 geboren werd konden zijn ouders vast niet vermoeden dat zijn voornaam nog heel controversieel zou worden. Hij was een opvallende verschijning door zijn geringe lengte. Iedereen kende hem dan ook als Kleine Adolf.

Hij bestuurde een robuuste transportfiets met voorop een houten bak. Ook de fietstassen aan beide zijden van de bagagedrager waren rijkelijk gevuld met bakkersproducten. Het was altijd weer een bijzonder schouwspel om te zien hoe hij, ondanks zijn klein postuur, toch heel behendig met zijn zwaar beladen rijwiel wist te manouvreren.

Wat mij ook nog steeds bij is gebleven is zijn kleine notitieboekje, zo eentje met een spiraal, waar dan bij aflevering een bladzijde werd uitgescheurd. Als een soort van primitieve voorloper van de kassabon, overhandigde hij deze dan aan mijn moeder als bevestiging van de geleverde waren. Met zo'n blauwe bic-pen noteerde hij dan weer de dingen die 'de vrouw', zoals hij het altijd zei, de volgende keer zou willen ontvangen.

Mijn oudste zusje en ik waren vaak vol verwachting over Adolf's komst. Dat had niets met etenswaren te maken maar wel met onze gestage groei als kinderen. Om een bepaald referentiepunt te hebben was een kleine volwassene ideaal. Terwijl moeder de broden en andere producten in ontvangst nam probeerden wij zo dicht mogelijk bij de bakkersventer in de buurt te komen. Nog maar een stukje en we zouden spoedig hem in lengte voorbij streven. Onze intensie was dit onopgemerkt te doen maar daarin faalden wij. Elke keer ontlokte het bij Adolf weer een fikse glimlach.

In 1982 is hij met pensioen gegaan, maar lang heeft hij er niet van kunnen genieten. Twee jaar later is hij overleden. Toen ik onlangs wat broden uit de supermarkt meenam moest ik denken aan hoe wij vroeger deze door een echte authentieke dorpsventer thuis kregen bezorgd. En dan heb je opeens de (broodnodige) ingrediënten voor een nostalgisch stukje tekst te pakken.

zondag 19 juni 2011

100% Weidemelk (?)

Het eettempo van de kinderen loopt niet altijd synchroon met dat van de ouders. Dan gebruik je de ontstane wachttijd soms voor het grondig analyseren van verpakkingen.

Onlangs bekeek ik dan ook aandachtig de tekst op een pak melk en dat bleek mij erg te boeien. Een klein verslag:

Te beginnen met de informatie over allergie. Het is verplicht om op de verpakking te vermelden of er stoffen aanwezig zijn in het produkt die wellicht tot een allergische reaktie kunnen leiden. Is erg zinvol kan ik uit eigen ervaring putten.

Binnen gezinsverband hebben wij ook te maken gehad met allergie. Boodschappen doen nam in die periode iets meer tijd in beslag want er moesten etiketten in de supermarkt worden gelezen. In heel veel produkten blijkt dan de 'gezochte' stof te zijn verwerkt. Kortom, het is een goede zaak dat dit staat aangegeven.

Nu lees ik op een pak verse halfvolle melk bij de allergeneninformatie dat het melk bevat! Een gigantisch vraagteken steeg boven mijn hoofd op. Je verwacht veel maar dit was toch wel een volslagen verrassing moet ik bekennen. Bevat melk... daar kom je als gewone consument niet op lijkt mij. Daar heeft iemand bij een één of andere zuivelgigant, na jarenlange research, een vuistdik rapport op tafel gelegd. De producent kon er toen echt niet meer omheen... er bleek melk in de melk te zitten!

Verder trok garantie dat het pak 100% weidemelk zou bevatten mijn aandacht. Ja, dat er zelfs een onafhankelijke instantie bestaat die hier over waakt. Zo'n opmerking levert ook bij mij een veelvoud aan vraagtekens op. Geboren en getogen in een streek met veel melkveehouderijbedrijven en een agrarische opleiding achter de rug, weet ik iets meer van melkproduktie dan de gemiddelde consument van een glas melk.

Ik ga hier dan ook graag de stelling aan dat:
100% weidemelk... niet geloofd wordt door elk!

Laten we eens kijken wat de verpakking over het begrip weidemelk zegt. Het is melk afkomstig van koeien die ten minste 120 dagen per jaar, 6 uur per dag, van het voor- tot najaar in de wei lopen. Hebt u dit allemaal? We zouden dan de volgende analyse in de steigers kunnen zetten:

Stel dat de koeien van het veehouderijbedrijf van een bepaalde boer, laten we hem Theus noemen, maar 119 dagen in de wei hebben doorgebracht? Dan kan de melk die in die gehele periode is gegeven niet worden aangemerkt als weidemelk! Dus pas na 120 dagen kan het predikaat weidemelk worden behaald en zal het dus ook al de tijd moeten worden opgeslagen! Stel dat de gemiddelde dagproduktie voor dat bedrijf op 30 kg per koe zit en er 100 dieren aanwezig zijn. Dan moet de inhoud van de koeltank 30 kg x 100 koeien x 120 dagen = 360.000 kg zijn!

Stel dat de koeien een dag door omstandigheden (b.v. slecht weer) niet naar buiten kunnen of de weidegang van 6 uren (net) niet wordt gehaald. Dan is de missie dus mislukt en is alle melk van die dag niet 'weidemelkwaardig'. Het zal dus nu in een andere (tweede) tank moeten worden opgeslagen!

Stel alle koeien lopen buiten te grazen behalve Klaartje 65. Zij loopt mank en boer Theus heeft besloten haar binnen te houden. Ze moet wel gemolken worden en staat dus in de melkstal tussen haar soortgenoten die wel hebben lopen grazen in de wei. Hoe gaat dit dan? Zit er op elk melkstel een keuzeschakelaar om de afvoerrichting te bepalen? Naar de weidemelktank of de gewone melktank?

Stel de koeien lopen elke dag in hetzelfde weiland waar intussen eigenlijks niets meer te kanen valt. Het stukje land wordt alleen gebruikt als uitloop, laat maar zeggen als hangplek voor runderen. De werkelijke hoeveelheid voer die nodig is voor de melkproduktie krijgen ze aan het voerhek in de loopstal. Wordt er dan toch weidemelk geproduceerd of juist weer niet?

U begrijpt intussen wel dat het een moeilijke materie aan het worden is. Vermenging van de twee melksoorten is zo een feit en om alles waterdicht te krijgen is er een enorm controle-apparaat nodig. Niet alleen op het boerenbedrijf maar ook bij de zuivelfabriek zal toezicht moeten worden gehouden.

Daar kunnen ook de twee soorten melk, per ongeluk of met opzet, vermengd worden. Wordt er wel in de goede verpakking met juiste etiketering afgevuld? Welke soort melk hebben de chauffeurs van de tankauto's bij zich en komt deze in de juiste tussenopslag? Want het zuivelconcern moet aparte opslag en verwerkingslijnen hebben om toch de volle honderd procent weidemelk in elk pak te garanderen!

Zoals ik al noemde is er een gigantisch systeem nodig om alles in de goede banen te leiden. Mocht iemand van de onafhankelijk controlerende instantie dit lezen, dan houd ik mij aanbevolen voor de functie van Algemeen Weidemelk Inspecteur (AWI). Door dit schrijven heb ik intussen ruimschoots laten zien verstand van zaken te hebben.

Het lijkt mij een geweldige uitdaging dagelijks te controleren of koeien werkelijk buiten lopen te grazen (en of er wat valt te vreten) en hoe lang ze echt in het weiland verblijven. Ook tijdens het melken moet ik er bij zijn want er zou melk in de weidemelktank kunnen komen die daar niet voor bestemd is. Daar boeren ongeveer om dezelfde tijd melken kan ik eigenlijk maar op één bedrijf aanwezig zijn voor de controle. Het zal dus een 1 op 1 gebeuren moeten worden. De vroegere Stasi in voormalig Oost-Duitsland zou er jaloers op zijn geweest.

Ik denk dat boer Theus dan wel na een tijdje mij vraagt om de koeien te gaan melken. Ik ben er toch elke keer bij aanwezig en hij kan dan z'n tijd wel anders gaan besteden. Hij slaapt dan vervolgens 's morgens uit en 's middags kan hij wat langer met de vrouw in de stad blijven rondhangen. Van de bonus, die weidemelk opbrengt ten op zichte van gewone melk, kan ik voor het melken dan (zwart?) betaald worden.

Helemaal onafhankelijk ben ik in deze situatie dan niet meer, maar goed... het inspecteurschap/melken levert mij dan een dikbelegde boterham op, boer Theus heeft nu een zee van vrije tijd en de weidemelkdrinkende consument financieërt het allemaal.

100% weidemelk en gij geleuft dat nog steeds? Ik zou zeggen... haal er maar een paar procentjes af, maar blijf consumeren want (weide) melk is nog steeds goed voor elk. Ik ga intussen eens achterhalen welk adres op mijn sollicitatiebrief moet komen te staan.

Naar aanleiding van dit artikel heb ik nog een klein onderzoekje gedaan naar betrouwbaarheid van het begrip weidemelk. Het is hier te lezen.

zondag 12 juni 2011

Moderne Helden

Nee, het is echt geen bushokje (zie foto) behorend bij één van de lokale lijnen.

Tijdens enkele afgebakende momenten is het op werkdagen de verblijfplaats van een uitstervend soort. Bij menig bedrijf worden ze slechts ergens in een uithoek en op gelimiteerde tijden nog getolereerd.

Maar hoe lang zal het nog duren voor de laatste paria het tijdige voor het eeuwige gaat verwisselen?

Laat het duidelijk zijn… de roker gaat straks van de werkvloer verdwijnen. De overheid is nog maar een paar maatregels verwijderd van de definitieve genadeklap. De enkeling die nu nog onder werktijd snakt naar het inhaleren van de nicotine wordt erg tegengewerkt maar heeft nog iets bewegingsruimte. Maar ook dat laatste zal in de toekomst ongetwijfeld in rook opgaan.

Deze column zal dan ook een eerbetoon moeten worden voor hen die weer en wind trotseren om toch trekjes te kunnen nemen van hun sigaret. Die tegen de stroom in doorgaan en niet van opgeven willen horen. Die de schatkist jaarlijks voor miljoenen euro’s vullen. Aanschouw de hoeveelheid accijns op rookwaar en je beseft dat de groep rokers onevenredig hard in hun portemonee wordt getroffen.

Een jaar of wat geleden voerde de dagbladbranche actie om jongeren te motiveren om als bezorger aan de slag te gaan. Hierbij hen te kwalificeren als Jonge Helden. Ik wil hier een lans breken voor de mensen die tijdens het werk stug blijven roken. Tegen de stroom in en wat er ook gebeurt… het definitief doven van de sigaret niet als optie overwegen. Die gewoonweg doorgaan (tot de dood er op volgt?). Kijk dit zijn nu de moderne helden.

Als het zonnetje hoog aan de hemel staat is het echt niet zo'n probleem. Maar ook bij temperaturen rond het vriespunt zijn toch enkele 'die-hards' in het geplastificeerde hokje te vinden. Soms is zowel de windkracht als richting dusdanig dat het echt geen pretje is om optimaal van de rook te kunnen genieten. Als er tevens op dat moment regen valt geeft de overkapping geen volledige garantie op een droog onderkomen.

Het zijn niet alleen de fysieke ongemakken die de ‘werkvloerroker’ moet ondergaan. Ook op het mentale vlak moet men het één en ander incasseren. Want de verblijfplaats is zo gekozen dat men ook met regelmatig met anderen (lees niet-rokers) wordt geconfronteerd. Het gros zal niets zeggen maar de blik die men werpt op de rokende collega spreekt vaak boekdelen. Een enkeling vindt het ook nog nodig een (onnodige) opmerking te moeten maken.

Soms wordt wel eens gezegd dat stoppen met roken puur een kwestie van mentaliteit en karakter is. Of dit werkelijk zo is, daar is nog wel een poosje over te discussieren. Maar rokers gebrek hieraan te verwijten… daarmee slaan we de plank echt mis. Ik heb net geschetst wat de rokende mannen en vrouwen van de werkvloer hebben te verduren. De Nico’s en de Tine’s hebben het er gewoon zwaar mee. Nee, echt gemakkelijk is het niet om tegen de verdrukking in een sigaretje onder werktijd te blijven roken.

Als het overheidsbeleid zo doorgaat zullen er over een bepaalde tijd helemaal geen werknemers (of werkgevers) meer zijn die als hoofddoel van een bedrijfspauze het roken hebben. In de dierenwereld is het zo dat er dan door de mens wordt ingegrepen en men de laatste exemplaren uit de vrije natuur plukt en onderbrengt in de dierentuin. Hier mag het grote publiek zich dan hen aan vergapen en door middel van een intensief fokprogramma probeert men de soort voor definitief uitsterven te behoeden.

Mijn voorstel is dan ook het niet zo ver te laten komen. Ik zou hier willen pleiten voor subsidie om de soort ‘rokers op het werk’ niet geheel te laten verdwijnen. Zorg er met gepaste maatregelen voor dat het nog enigszins plezerig voor hen blijft. Stel het beleid af op instandhouding in plaats van pure eliminatie. Het spreekwoordelijk "Je mist vaak iets pas als het verdwenen is" zal ook hier van toepassing zijn denk ik. Laten we dit voorkomen en deze moderne helden koesteren.

p.s.
Voor de duidelijkheid, ik ben zelf een ex-roker.

donderdag 9 juni 2011

Knetterende Kibbeling

De titel voor deze column heb ik (gelukkig) niet bedacht. Het brein waar deze aan is ontsproten ken ik ook niet persoonlijk. De bedenker ervan kijkt mij wekelijks aan als ik één van de Edese lokale kranten doorneem.

Het is een collega columnist die alledaagse beslommeringen kneedt, masseert en tenslotte in een hapklare vorm giet. Ik neem het tot mij, laat het even bezinken en produceer dan vaak een kleine glimlach of frons lichtjes mijn beide wenkbrauwen.

Dan ga ik verder tot de orde van de dag todat zijn tronie mij een week later weer aan staat te gapen. Maar na het verschijnen van zijn column Knetterende Kibbeling zijn dingen voor mij niet meer wat ze voorheen waren. Hierna volgt dan ook de open brief aan de auteur van de column die toch wel het één en ander in mijn bovenkamer heeft omgegooid.



Hallo meneer Arno Setz,

Afgelopen 12 mei heeft iets in mij veranderd. Heel erg is het niet... maar toch. Het is van dien aard dat ik deze brief heb moeten schrijven. Want u bent er de oorzaak van. Op die dag namelijk stond de column Knetterende Kibbeling in de Edese Post...  en u heeft deze geschreven!

Na het lezen gebeurde er eerst niets bijzonders. Ik probeerde de beschreven situatie te visualiseren. Heel eventjes was ik ook aanwezig bij die visboer. Al gauw daarna had ik de gehele krant uit en wierp deze van mij af in de daar voor bestemde mand. Om over een paar dagen in de papierkliko te belanden om daarna voor eeuwig te verdwijnen. Zowel krant als column leken tijdelijke zaken te zijn. Maar niets is minder waar...

De precieze inhoud van uw pennevrucht was inderdaad al snel aan het vervagen. Dit in tegenstelling tot de titel boven het geheel. De Knetterende Kibbeling bleef maar in mijn hoofd malen. Eerst kon ik er nog wel om lachen maar al gauw bemerkte ik dat de frequentie op ging lopen. Op zowel gepaste als ongepaste tijden, werd ik in mijn bovenkamer geconfronteerd met de kleine stukjes vis die in de frituur herrie aan het maken zijn.

Proberen ergens anders aan te denken bleek maar tijdelijk te kunnen. Steeds weer komt de samenstelling van deze twee woorden terug. 'Knetterende' alleen kan nooit deze impact hebben. Ook 'kibbeling' is van zichzelf een vrij neutraal woord lijkt mij. Maar de combinatie ervan is dus als collectief sterker dan de som van de delen. Het blijft maar door mijn hoofd spoken.

Ik heb onlangs ook al gemerkt dat het in mijn spraakgebruik is binnengeslopen. "Knetterende Kibbeling!" klonk het uit mijn mond, toen ik van achter de PC, één van de kinderen buiten iets zag doen wat niet door de beugel kon. Ik spoedde mij daarna snel naar ons kroost om een pedagogische actie te ondernemen.

Het is intussen net zoals met oorsuizen. Je hoort de hele dag een bepaald geluid en of je wilt of niet... het is gewoonweg niet te stoppen. Zolang je bezig bent, en er iets rumoer aanwezig is, gaat het nog wel. Maar zodra je stilzit of ligt en het rustig is, dan neemt de ergernisgraad toe tot in het kwadraat. Zo regeert nu ook de door u bedachte titel enigszins mijn leven.

De intentie van een (woord) kunstenaar is dat zijn/haar werk iets van een bepaalde emotie bij de aanschouwer teweeg brengt. Dit hoeft dan niet persé tot bewondering te leiden. Ergernis, afschuw of wellicht boosheid is natuurlijk ook prima. Het uiteindelijke doel wordt dan wel bereikt met de kunstvorm.

Maar of wat ik nu meemaak binnen de doelstelling van een kunstenaar valt betwijfel ik ten zeerste! Ik spreek hierbij de hoop uit dat Knetterende Kibbeling bij het vinden van titels voor columns vanaf nu het hoogtepunt is geweest. Als u dit in de toekomst nog eens gaat overtreffen weet ik niet hoe ik dat allemaal ga verteren.

Collega, ik wens u nog veel inspiratie voor de columns die nog gaan volgen, maar a.u.b. hou het graag een beetje binnen de (literaire) perken bij het vinden van een geschikte titel! Knetterende Kibbeling... hoe kom je er op? Of beter gezegd... hoe kom ik er weer vanaf?

Met vriendelijke groet,
Jolmer Winkel
Ede

p.s.
Door al dit gedoe mijd ik nu ook mijn eigen visboer. Ik ga proberen binnenkort weer eens een bestelling te doen. Het zal dan wel een haring (met ui) of makreel worden. Aan de kleine gepaneerde stukjes vis in het vet waag ik me voorlopig nog maar even niet.

dinsdag 7 juni 2011

Operatorschap

Tijdens één van de tentamens van het praktisch gedeelte van mijn VAPRO B-opleiding werd ik naar een uithoek van de afdeling gedirigeerd.

De beide examinators lieten me halt houden bij twee tankjes. Duizenden keren bij langs gelopen maar nog nooit één moment acht opgeslagen. Dat vermoeden hadden ze dus al!

Het ging op die afdeling vooral om hydroliseren en verdampen in autoclaven en vervolgens drogen in enorme gasgestookte droogtrommels. Ik had het uitvoerig in het takenboek beschreven en beheerste de stof. Dat wisten ze ook en vonden ze dus niet nodig te bevragen. Daarom stonden we nu met z’n drieën op deze plek.

Waar zijn deze tankjes voor? Wat voor type kleppen zijn er aangebracht? Welke staan in normaal bedrijf open en welke dicht? Als het losprogramma in werking gaat wat is dan de volgorde van openen en sluiten van de verschillende afsluiters? Het ging even bij mij duizelen. Een spervuur van wel heel onverwachte vragen op dit tijdstip.

Ik kreeg van één van de heren een hint. Een klein opstapje om verder te gaan. Op dit moment moest ik naar aanleiding van wat ik nu zag en wat mij werd aangedragen ter plekke conclusies trekken om mijn verhaal te onderbouwen. Na afloop waren beide heren dan ook tevreden en konden de noodzakelijke handtekeningen worden gezet.

Een van hen, mijn produktiechef, gaf nog uitleg over de actie om niet naar bekende zaken te vragen maar mij voor iets onverwachts te plaatsen. Een goede operator hoeft niet alles te weten en te kennen. Maar wordt hij met iets onbekends geconfronteerd dan moet hij wel in staat zijn bepaalde zaken te doorgronden!

Soms ontstond er door een onbekende oorzaak een probleem in het produktieproces. Niemand wist in eerste instantie waar het aan zou kunnen liggen. Als operator ging je vervolgens met anderen brainstormen en ideeën uitwisselen. Een bepaalde collega hield zich in dit stadium altijd angstvallig stil.

Vaak kon er na zo’n intensieve overlegsessie wel een richting worden gevonden waarin de oorzaak gezocht moest worden. De technische dienst werd vervolgens ingeschakeld en na een tijdje kwam de oorsprong van het falen meestal aan het licht en werd de storing deskundig verholpen.

Pas als de produktie weer in volle gang was roerde de eerder genoemde collega zich. “Ik had al eens gedacht dat het daar aan zou liggen!” sprak hij dan altijd als mosterd dat na de maaltijd wordt geserveerd. Met de VAPRO is hij nooit in aanraking gekomen, hij kende het dan ook alleen maar van horen zeggen.

Deze column is (in bewerkte vorm) tevens gepubliceerd in :
VAPRO-Het tijdschrift voor de operator en technisch vakman (Nummer 3-Jaargang 10-Juni 2011)