Interactie kan door het sturen van e-mail naar: jolmerwinkel@gmail.com of mij te gaan volgen op Twitter of vrienden te worden op Facebook.

maandag 25 oktober 2010

Dichter Op De Pont















Afgelopen zaterdag hebben we als gezin Tiel bezocht. Het hoofddoel van de reis was een bezoek aan het Flipje en Streekmuseum in het kader van de gratis museumdag. Een groot aantal waren in de provincie Gelderland op deze dag vrij toegankelijk. De reis ging via Amerongen waarbij de Rijn moest worden overgestoken per veerpont.

Eenmaal op de pont gepositioneerd werden we onthaald op een kort gedicht. De dichter deelde mee dat hij dit deed in het kader van de 'week van de geschiedenis. Dit jaar stond het in het teken van land en water. In de druilerige regen overhandigde hij ons nog vier 'Rijngedichten' van eigen hand.

De dichter in kwestie bleek Roeland Schweitzer te zijn die onder de naam Schworks al zijn kunstwerken aan de man/vrouw brengt. Dit alles inspireerde mij dan weer tot het volgende korte gedicht:

Tussen Amerongen en Eck en Wiel
op de Rijn
een korte ontmoeting
van onder z'n hoed
de fonkelende ogen,
de mond die sprak
van hoe het water stroomt
dichter op de pont
wij verder van huis.

Jolmer Winkel

zondag 3 oktober 2010

Laat De Boeren Maar Dorsen!


Hij had er zich nog zo op verheugd. Samen met z’n kamergenoten zouden ze die avond voetbal gaan kijken. Sommige mensen klagen wel eens aan de overdaad aan voetbal op televisie. Het maakte hem niet uit in welk kader er werd gespeeld… eredivisie, beker, europees, 1e divisie. Hij consumeerde het graag en gretig.

Maar deze keer zou hij de aftrap niet meer mee gaan maken. Nog maar in het begin van de tweede helft van het leven klonk voor hem het laatste fluitsignaal. Als gevolg van de uitwerking van een hersentumor overleed Cor Meurs op 16 september 2010, nog maar 61 jaar oud. Het ziekenhuis zou hij niet meer mogen verlaten. De wedstrijd werd nu voor hem voor altijd stilgelegd.

Drie jaar eerder was hij vervroegd uitgetreden. Twee jaar mocht ik z’n collega zijn bij de firma CSK. Het waren voor mij twee mooie jaren waarin hij een belangrijk aandeel heeft gehad. Op 2 januari 2006 was onze eerste ontmoeting een feit. Die datum was mijn eerste werkdag bij genoemde firma. Cor nam mij mee naar de afdeling en verzocht mij even later iets te gaan vragen bij de operators in de regelkamer.

Toen ik op de plaats van bestemming was gekomen bleek hij daar ook al te zijn! Ik was verbaasd over deze wel heel onwaarschijnlijke verplaatsing en het nut van mijn uitzending. Tevens bleek er bij hem in de korte tussentijd een snor te zijn gegroeid. De verwarring duurde maar kort toen me realiseerde dat het niet Cor was die hier stond. De man gaf me een hand en noemde z’n naam. Het bleek een broer van Cor te zijn die op een andere plek binnen het bedrijf werkzaam was.

Vanaf dag één klikte het tussen Cor en mij. We hadden weinig woorden nodig om tot het gewenste resultaat te komen. “Doe jij dit dan, dan doe ik dat wel” en we gingen aan de slag. Overleg bestond meestal dan ook uit enkele woorden spaarzaam uitgesproken. We wisten wat er moest gebeuren en pakten aan zonder dralen.

Buiten het werken pasten we ook qua persoonlijkheid heel goed bij elkaar. Veel dingen voelden we instinctief van elkaar aan. Diepgaande gesprekken tussen ons zijn er weinig geweest. Cor was niet zo scheutig met het ventileren van z’n zieleroerselen. Er waren beslist dingen waarvan ik voelde dat ze hem bezighielden. Maar ik vroeg er niet naar en hij zweeg er over. Het was goed zo.

Cor was ook de man van opmerkelijke uitspraken. “Er is altijd werk… als je het maar zien wilt” was er zo één. Het bleef niet alleen bij uitspreken, je zag hoe hij het in de praktijk ten uitvoer bracht. Op de momenten dat er geen produktie was pakte hij nog maar eens de waterslang.

Hij zocht de plekjes, door anderen veelal genegeerd, en onderwierp deze aan een grondige reiniging. Een volle prullebak werd nog even geleegd, de voorraad chloor op de afdeling aangevuld. In de kantine was de trommel met koffie ook alweer bijna leeg. Buiten werden nog wat rondslingerende papiertjes opgeraapt en de veelvoud aan lege pallets netjes soort bij soort gesorteerd.

Niet iedereen had deze gave. Sommige konden struikelen over een pakket, dat op het looppad was geplaatst, maar kwamen niet op het idee deze te bezorgen bij de geadresseerde. Ook de werkzaamheden van een postbode rekende Cor tot zijn takenpakket.

Een andere veel gebezigde uitspraak van hem was: “Laat de boeren maar dorsen!”. Hierin zat eigenlijk zijn hele arbeidsethos gebundeld. Stedelingen kunnen soms erg neerbuigend doen over mensen van het platteland. Al gauw krijg je het etiket van ‘boer’ opgeplakt. Maar deze mensen staan wel aan de basis van een gezonde maatschappij.

Het doet mij denken aan stickers achterop auto’s van agrariërs geplakt met de tekst: “Zonder boeren geen toekomst”. Dit zijn juist de mensen die door hard werken de ruggegraat vormen van een samenleving die vooruit moet. En zo’n boer was Cor.

Hij had dan wel niet veel scholing genoten en deed niet het meest ingewikkelde werk, maar het vergde wel doortastendheid, toewijding en vooral liefde voor het vak. Hij bezat het allemaal. Dat kon niet altijd gezegd worden van de mensen die hij had zien passeren in de loop der jaren. Goed opgeleide mensen met uitgesproken ambities. Menigeen voldeed niet aan de norm die Cor aan het werk had toebedeeld. Het moest worden gezegd, de lat van Meurs lag hoog.

Als er iemand nieuw op de afdeling was dan vroeg de chef al gauw aan Cor: “Is het wat?”. Cor zijn bevinding was vrijwel altijd doorslaggevend over het aanblijven of niet. Tegen mij zei hij eens dat het hem al dadelijk opviel hoe ik de vloer ontdeed van de kleinste ongerechtigheden. Hij herkende in mij al direkt de dingen waar hij ook voor stond als het op werken aankomt. We sloten al gauw stilzwijgend een pact en hebben samen heel veel werktijd al dorsend doorgebracht.

Formeel had Cor geen leidinggevende functie. Op papier was hij enkel en alleen operator van beroep. Maar wat sommigen niet zagen was hoe hij op de achtergrond heel veel dingen in de peiling had en ook regelde. Soms ging dit rechtstreeks en soms door inschakeling van iemand anders.

Menigmaal benaderde hij mij omdat zag dat een hoofdverantwoordelijke zijn plicht verzuimde en er daardoor problemen gingen onstaan. Verder ging er een enorme stimulerende werking van zijn aanwezigheid uit. Met z’n hele hebben en houden gaf hij sturing aan de mensen om hem heen.

De passie waarmee hij bezig was werkte ook wel eens tegen hem. “Zo, we gaan er weer lekker opbeuken” sprak hij menigmaal. De koffie was genuttigd en Cor stond altijd als eerste op. Hij gaf het voorbeeld en ging voor. Het was zijn boodschap aan de mensen die te laat op de afdeling kwamen en vaak als eerste weer in de kantine zaten.

Het tempo zat er direkt goed in. Hij was de meesterknecht, die voorop in het wielerpeleton de koers hard maakt. Maar vaak ging hij te lang door. Doseren was niet z’n sterkste punt. De pauzes waren variabel en gekoppeld aan het tijdstip dat de grondstof was verwerkt. Als het te lang dreigde te duren ging ik tussentijds een boterham nuttigen. Cor echter ging door en kwam zich later dan zelf tegen met een te lege maag.

Een reguliere werkdag was net lang genoeg om op kop door te blijven stoempen. Maar dan verdween de nestor uit zicht om zich de volgende ochtend vroeg alweer vooraan het peleton te melden. Anderen (steevast de 'de jonkies' door hem genoemd) mochten het karwei afmaken als er meer tijd nodig was om het werk goed af te ronden.

Soms kon Cor verrassend uit de hoek komen. Ik herinner me een monoloogje van hem tijdens een koffiepauze die ongeveer zo verliep: “Die verdediging van Ajax was weer bedroevend... Zou je mij de suiker even kunnen geven?… We hebben gisteren ook een huis gekocht… Ik ga zo de pelletizer wel reinigen. Is er trouwens nog genoeg chloor op de afdeling?" Over het zoeken naar een ander huis wist niemand iets en nu dropte hij het plompverloren in de groep.

Nu is hij er niet meer. Niet lang heeft hij van z’n pré-pensionering mogen genieten. Wat blijft zijn de goede herinneringen aan een man die tevreden was, nooit een onvertogen woord over anderen bezigde. Trouw was in z’n werk en er voor zorgde dat anderen ook plezier er in hadden.

Wat ook blijft is het beeld van z’n witte pet, broek en trui, waarover de bretels liepen die hij altijd droeg. Daar plaatste hij dan graag z’n duimen achter om ze dan eens flink op te rekken. Daarna volgde er steevast één van z’n fameuze uitspraken zoals bijvoorbeeld het eerder genoemde: “Laat de boeren maar dorsen!”.

Maar aan de levensarbeid is voor hem een einde gekomen. In de 61 jaar die hem gegeven zijn heeft hij zijn bijdrage wel geleverd. Deze ‘boer’ is er nu niet meer. Wat wel voortleeft is zijn positieve visie op het leven, waar ook werk een belangrijk onderdeel van mag zijn. Velen, waaronder ik, mocht hij tot inspiratie zijn. En dat is nodig... want voor ons achterblijvers valt er nog heel wat dorswerk te verichten.